woensdag 23 mei 2012

Hengel mode


Kort door de bocht met lange hengels,
haastige spoed in snelle trends,
of onbuigzame materie tegen de stroom in

Contrast

Een flink aantal jaren geleden bracht ik nogal wat tijd vissend door in een bepaald gebied niet ver van mijn woonplaats. Ik had nog niet de beschikking over een eigen auto en verplaatste mezelf per fiets. Het poldergebied waar ik viste lag binnen fietsafstand en zodoende was ik gedurende een aantal jaren regelmatig in de herfst en winter in deze omgeving te vinden. Het betreft hier niet de typische klassieke polder zoals men zich dat misschien voorstelt, maar oude kleigronden waar de diverse slootjes en vaarten deels de bochtige restanten vormen van oeroude slenken en geulen.


Gedurende die jaren kwam ik steevast een oude man tegen, een collega visser met wie ik een praatje maakte en zo nu en dan een stuk mee 'opviste'. Al doende leerden we elkaar een beetje kennen en zo werd dit weerzien een soort herkenningspunt in de tijd. Deze jaarlijkse reünie markeerde de start van een nieuw en langverwacht seizoen; het was weer zover, de herfst was aangebroken en we gingen weer op snoek...

De verschillen in jacht techniek tussen mijzelf en deze oude man waren groot; de man viste met een erg lange telescoop hengel, een zware molen met daarop minstens 40/100 nylon gespoeld en aan het 'business-end' van zijn uitrusting uiteraard een flinke levende voorn onder de kurken. Ik viste met een tien grams holglas spinhengel, 18/100 nylon op een passend spin molentje en uiteraard kunstaas in de vorm van een Ondex maat 4 of 5. Ook in de benadering van de hengelsport zat tussen ons enig verschil. Je zou het zelfs een wereld van verschil kunnen noemen. Een contrast voortkomend uit het leeftijdsverschil maar eveneens gekenmerkt door een uiteenlopende levenservaring. De oude man had het snoeken nog beoefend met de beringde bamboe stok in combinatie met een eenvoudige reel, in een tijd waarin weliswaar met plezier werd gevist, maar vooral ook voor de pot. De betekenis van materiaal was voor hem van een andere orde, en de positie van de vis had een geheel andere waarde. De man had in zijn lange leven al heel wat snoeken gevangen op deze wijze. In feite kwam ik daarbij vergeleken nog maar net kijken met mijn eigen betekenis die ik aan het materiaal hechtte en met mijn waarde die ik aan vissen (de dril, de vis) verbond.

Een behoorlijke tegenstelling dus, zo op het eerste gezicht. Een tegenstelling die tijdens twee momenten erg duidelijk werd aan de waterkant. Van het eerste moment herinner ik mij nog goed de verbazing die zich in eerste instantie van mij meester maakte. De oude visser kreeg een aanbeet. Prachtig om te zien hoe de nerveus deinende kurken al de aanwezigheid van snoek deden vermoeden, waarna de kurken resoluut schuin onder water schoten, en enkele keren op diverse plekken weer bovenkwamen alvorens zij halt hielden en vast op hun plek bleven liggen. Een sporadische minieme beweging van de kurken verraadde dat de snoek nog beet had en bezig was de grote voorn te keren. Tijd om aan te slaan....! Zo dacht ik. “Sla maar aan” zei ik eigenwijs en in het Fries. De man antwoordde niet, bracht de lange hengel naar achteren en deed toen iets wat ik totaal niet verwacht had. Tot mijn bevreemding schoof hij het topje van de telescoop hengel naar beneden… Maar daar bleef het niet bij want samen met de top werd tevens het tweede deel ingeschoven. De man keek mij even aan en antwoordde “zo heb ik meer kracht” en richtte zijn aandacht weer op de twee kurkjes die nog onveranderd in dezelfde positie lagen. “Jo kinne no wol slaan, hy het it fiskje al keert” probeerde ik nog eens voorzichtig, bang als ik was dat de snoek de haak zou slikken. De oude man mompelde nog iets onverstaanbaars en bleef rustig wachten. Na minuten, die in mijn beleving een eeuwigheid duurden, kwam hij dan toch in actie. Hij draaide het dikke nylon strak, bracht in één vloeiende beweging de gekortwiekte hengel omhoog, deed tegelijkertijd een paar stappen naar achteren en voordat ik er goed en wel erg in had, lag er een mooie snoek van zeker 70 cm spartelend op de kant. In één doorgaande beweging...En nog geen seconde later had de vis al een tik op zijn kop gekregen. Een prachtige snoek, goudgroen getekend, lag op de oever. Een mooie, maar helaas (in mij beleving) ook een dode snoek. “Mooie aanbeet, goed eten” zei de man. Of iets in die trant.

Het tweede moment waarop het verschil aan het licht kwam, laat zich wel raden (want er zijn immers twee kanten nodig om een kloof te creëren) en betrof een vangst van mijn zijde. De oude man had weinig vertrouwen in die 'blinkers' van mij. Hij had ze wel eens geprobeerd, vissend aan dezelfde uitrusting als waarmee hij met levend aas viste. En min of meer volgens dezelfde wijze van vissen, namelijk slepend langs de eigen oever of langs andere veelbelovende plekjes en hoekjes. En dat gesleep met de spinner had geen vis opgeleverd. Dus dat blik was geen succes, zo stelde hij. Terwijl we zo zij aan zij visten en ik de eerste vis in zijn bijzijn haakte keek hij toch wel even op. Hij legde zelfs zijn hengel neer en kwam naast mij staan kijken. Na een leuke dril lag er een hele beste baars in het net, een centimeter of 40 denk ik (deze vis kan in mijn herinnering iets gegroeid zijn...). Zo'n oude donkere vis, gehavend en getekend door het leven in de poldersloot, maar in goede conditie en een sterke vis aan de spinhengel. Om een lang verhaal kort te maken: de oude man was nieuwsgierig geworden door de diep doorbuigende hengel en was geboeid door een dergelijke dikke baars. Maar de dril duurde wel erg lang, ik had de vis makkelijk kunnen verspelen meende hij. En wat ik toen deed, dat bracht hem zelfs een beetje van z'n stuk. Ik zette de vis namelijk voorzichtig terug in zijn element. Dat was zonde en onbegrijpelijk, zo stelde de man. Baars nota bene, dat was immers de lekkerste vis uit het zoete, of hij de volgende dan wel kon meekrijgen.... 

En hoewel deze kloof tussen twee gezichtspunten moeilijk te overbruggen was (we zouden nooit oversteken), toch had ik respect voor deze man en zijn kennis en kunde en kon ik zijn wijze van vissen waarderen. Hij was evenwichtig, rustig en wist wat hij deed. Hij kon het water lezen. Hij wist wat hij zei en meer zei hij niet. Ja, hij was in balans, had verder niks nodig. Hij liet zich niet gek maken, als hij dat al ooit had gedaan, en zou zolang het hem gegeven was op dezelfde wijze met het hem bekende materiaal door blijven vissen. Eigenlijk had hij die telescoop hengel ook helemaal niet nodig. Het diende slechts het gemak van het transport. En door de topjes terug te schuiven bracht hij de hengel terug tot de hem vertrouwde bamboestok. Hij sprak de reserve van de telescoophengel aan en bracht zo de combinatie in evenwicht met het dikke nylon. Kortom een evenwichtige persoon met een dito hengel combinatie.

Evenwicht

Het is die harmonie waar ik onlangs aan moest denken. Dat was na het lezen van de zoveelste verhandeling over hengelsportmateriaal. Zo'n verhandeling waarbij de ene persoon op grond van eigen subjectieve uitgangspunten de ander probeert te overtuigen dat diens persoonlijke keuze niet klopt of niet deugt, of zelfs achterhaald zou zijn. De ene hengel zou nog beter zijn dan de andere. Pen sluiting is beter dan oversteek (of andersom). En wanneer men niet voor 'moderne' materialen kiest dan zou men zelfs hopeloos achterlopen. Ik snap dat allemaal niet. Waarom zou je de ander zo nodig moeten overtuigen van je eigen gelijk in zoiets persoonlijks als de hengelsport. Uiteindelijk gaat het toch om de beleving, bedacht ik. Ik hoor u denken: “wat maak je je druk, dan lees je het toch niet?”. Dat zou inderdaad een goede oplossing zijn, ware het niet dat de materie mij intrigeert. De hengelsport is sowieso mateloos interessant, en ik lees over deze hobby graag alles wat los en vast zit. En soms zitten daar kleine pareltjes tussen die ik ook weer niet wil missen. Over avonturen langs de waterkant, over de jacht op de karper, of over dropshotten op baars op de vierkante meter onder bruggen en langs andere obstakels. Interessante visserijen, mooie foto's, ideeën waar ik door geïnspireerd word. Niet lezen is dus (nog) geen optie. En al die andere gekkigheid is feitelijk ook wel zeer boeiend. Zo blijf ik mij dus verwonderen over de inhoud van sommige polemieken en verbaas ik mij over talloze berichten van nieuwigheden welke voortdurend in de hengelsport blogs en bladen over ons heen worden gestort. Het merendeel van die nieuwigheden is niet echt nieuw en vormt geen verbetering, tenminste dat denk ik. Maar toch zijn er altijd weer al die zogenoemde innovaties. Ten slotte, zo meen ik, dient die vernieuwing over het algemeen natuurlijk niet ter vervolmaking van mijn beleving van het vissen, maar dient het slechts de handel. Die handel moet blijven bestaan en dus moeten we kopen en blijven kopen, en worden we aangesproken op menselijke emoties zoals nieuwsgierigheid en hebberigheid.

vernieuwing, verbetering? 
twee (ultra)lichte spinmolens, 
waarvan één met een fors bredere spoel,
een spoel die m.i. elke spinmolen

zou moeten hebben
Het evenwicht daarin lijkt soms zoek. De harmonie die de oude visser eigen was, die ontbreekt. Het zal de tijdgeest wel zijn, een tijd waarin de omloopsnelheid van een mobieltje nog geen jaar is, en waarin de houdbaarheidsdatum van de nieuwste serie topsegment vliegenhengels van Sage al niet veel langer geldig is. En hoewel ik veel van dat nieuwe speelgoed erg mooi vind en me best kan laten verleiden door iets wat belooft iets toe te voegen (niets menselijks is mij vreemd), toch verkeer ik in de veronderstelling dat het spul waar ik mee vis is al jaren meer dan goed is en geen verbetering behoeft. Zou ik dan inderdaad achterlopen getuige mijn gebrek aan vernieuwingsdrang en mijn nostalgische hang naar eenvoud en harmonie, tenminste wanneer ik moet geloven wat ik gelezen heb? Zou natuurlijk zo maar kunnen. Of niet. Misschien draait het in de visserij per slot van rekening niet om het materiaal maar om iets anders. Niet om de psychologie van een hengel (als er al zoiets bestaat) maar om de psychologie van de visser. Dan wordt het dus een persoonlijke kwestie. Niet de functionaliteit, de prijs, of de grondstoffen etc. van het hengelgerei zijn bepalend voor de eindbalans, maar de gevoelswaarde die aan dat alles wordt ontleend is doorslaggevend.

Die gevoelswaarde vind ik een interessant onderwerp, want wat bezielt iemand (mij) om.....? Maar het is ook een gevoelig onderwerp, een delicate kwestie, zoals wel blijkt uit die vele discussies en twistschrijverij waar al snel het waarde oordeel wordt geveld over andermans waarheid. Nu heb ik ook wel mijn voorkeuren, hecht ik waarde aan bepaald materiaal en heb daar ook wel een oordeel over. Een opvatting waar ik ook graag over schrijf. Zo vind ik een bus sluiting mooi, evenals een diepe doorgaande en progressieve buiging. Of kurk met reelringen, en anders wel een hengel met een taille. En ik hou van een traditie van decennia min of meer onveranderde visie (want wat immers jaren geleden al meer dan goed was behoeft geen verbetering). Maar het meest houd ik nog van een visserij die dicht bij mij staat.

Misschien vind ik in dat laatste juist dat gevoel van harmonie en eenvoud. En uiteraard draagt het juiste materiaal daar aan bij. Niet het beste materiaal, maar het juiste, d.w.z. het best passend. Waar de perfectie eindigt of wat daarna komt doet er dan niet meer toe, het hoeft in de basis alleen nog maar te kloppen. Het moet kloppen als een bus: een hengel die in evenwicht is met de molen en balanceert op één vinger vlak voor de molenvoet. Een hengel die een verborgen innerlijke kracht heeft welke pas tijdens de dril aan de waterkant volledig en zonder reserves tot uiting komt. De hengel die niet zozeer van zichzelf mooi is, maar vanwege zijn wezenlijke eigenschappen. Een hengel met een eigenwijs karakter, wars van mode, en bestand tegen de waan van de dag. Wellicht bestaat er dus toch zoiets als de psychologie van een hengel....

In de psychologie van de echte wereld zijn dergelijke eigenschappen meestal niet zo zichtbaar, dat is inherent aan juist deze karaktertrekken. Zoals bij die oude visser die geen enkele behoefte had om wat dan ook van de daken te schreeuwen en zeker in de visserij hoefde hij zich niet te laten gelden. Voor hengels is het al niet veel anders, want de hengel die al deze kwaliteiten bij uitstek in zich verenigt is eigenlijk een onopvallende hengel. Klein van stuk, bescheiden in het voorkomen. Zeker niet strak of flitsend te noemen en (eigenwijs als 't ie is) volhardend in cobold glas. Maar achter die sobere en misschien wat kleurloze gedaante verschuilt zich een dynamiek van hoge intensiteit, want (naast gewoon lekker vissen) doet de Fair Play Floret precies wat een spinhengel moet doen: werpen. Als geen enkele andere spinhengel die ik ken, is er met de Floret keer op keer heel precies en relatief ver te werpen. Iemand die voor het eerst deze hengel ter hand neemt zal misschien denken niet met een spinhengel van doen te hebben. In deze tijd waarin een spinhengel synoniem lijkt te zijn met hard of strak oogt de Floret op het eerste zicht al snel als een zacht en ongeschikt instrument voor het spinvissen. Niets is minder waar, tenminste dat denk ik. Juist door de korte lengte, het verloop van de blank en de progressieve buiging is de Floret een razend snelle hengel, die zich slechts door een minieme beweging vanuit de pols volledig als een boog laat spannen om vervolgens de opgebouwde energie weer los te laten en in de vorm van snelheid aan het kunstaas mee te geven. En die snelheid is in de praktijk warempel precies goed. Zo goed dat het kleine kunstaasje keer op keer op de gewenste plek terecht komt. Mits er natuurlijk sprake is van een juiste afstemming op elkaar van de verschillende onderdelen van het geheel: de hengel, dun nylon en een bepaald werpgewicht en een passende maat spinnerblad.

Toch vis ik niet met een Floret. De Floret heeft voor mij één tekortkoming, letterlijk, want ik vind deze hengel net niet lang genoeg. Zou ik vooral in kleine beekjes vissen, of in sterk overgroeide hoekjes en gaten, dan is deze hengel ideaal. Maar in die voor mij zeldzame omstandigheden is een vliegenhengeltje (vooral in de beekjes natuurlijk) een nog mooier instrument. Voor mijn visserij in de polders vind ik in de Rapier de best passende hengel. Een hengel die min of meer hetzelfde doet als de Floret, maar door de extra lengte nog fijner vist en drilt. En, mogelijk ook door die lengte of door het gebruikte carbon, een hengel die iets meer tolerantie heeft m.b.t. lijnkeuze en formaat spinner. Kortom: de eerste keus spinhengel onder vrijwel alle omstandigheden.

'afstemming'


Kort over lengte

Een nog langere hengel in de lichte klasse is niet nodig, tenminste niet in de omstandigheden van de poldervisserij op snoek en baars. Desondanks zijn er natuurlijk ook situaties waar een langere spinhengel wel beter passend is. Maar een hengel verlengen (bij eenzelfde licht vermogen) vraagt om aanpassingen en concessies, zoals elke hengel natuurlijk altijd al een tegemoetkoming is aan het beschikbare materiaal, gewenste buiging, budget etc. etc. Eén mogelijkheid is om een lange lichte hengel te maken met een zgn. reserve, het strakkere onderste deel. Dergelijke hengels hebben hun waarde maar naar mijn smaak wordt over het algemeen bij dit type hengels de progressieve buiging (en daarmee het werpvermogen) te zeer teniet gedaan. Een andere aanpassing die ik soms zie in lange hengels die als (ultra)lichte spinhengel te boek staan, is 'strak en licht'. Zeer licht van gewicht en strak. Dergelijke hengels buigen bij het inzetten van de worp nauwelijks op het eigen gewicht, laat staan op het lichtgewicht kunstaas. Eigenlijk hengels van een hoger vermogen dan aangegeven, en nog minder geschikt voor het werpen van licht kunstaas dan de hengels met reserve.

hier nog in ontwikkeling, vijf-grammer
in de lengte van 2,70 meter,
(zeker niet de 'langste' ...)
Een derde mogelijkheid is om een lange lichte spinhengel te creëren die wel volledig progressief buigt, en deels ook op het eigen gewicht tot buigen komt tijdens de worp. Dergelijke hengels zie ik echter niet veel. Ik denk dat zoiets al snel als te traag bestempeld wordt. Te zacht in vergelijking met wat tegenwoordig als standaard geldt. Een spinhengel zou immers strak en snel moeten zijn om te kunnen werpen, om de haak te zetten enz., zo hoor en lees ik vaak. Strak en snel is dan vaak hetzelfde in dit verband. Ik denk dat dit gegeven op een paar misverstanden berust. Een lange zachtere hengel kan namelijk nog steeds snel zijn. De hengel zal weliswaar trager aanvoelen, er is immers meer lengte om te buigen wat meer tijd zal kosten bij het laden en ontladen van zo'n hengel, en de buiging zal dieper doorzetten. Maar toch kan een trager aanvoelende hengel precies de juiste energie leveren om licht kunstaas gericht en desnoods ver te kunnen werpen. Het andere uiterste: de 'strakke pook'. Deze 'harde' hengel is niet per definitie een snelle hengel. Een hengel die nauwelijks buigt op een klein spinnertje genereert zelf immers geen snelheid maar functioneert slechts als hefboom in het verlengde van de onderarm. De beweging van de arm is snel, niet de hengel. Snelheid door spierkracht...Ook is een strakke pook niet noodzakelijk om op afstand een haak te kunnen zetten. Zelfs met een zachtere spinhengel die wel volledig progressief buigt, is in een fractie van een seconde voldoende weerstand op te bouwen om een vis te haken, ook met nylon als lijn. Binnen één enkele achterwaartse beweging staat de lijn strak, de hengel gebogen en tikt de slip de eerste centimeters lijn weg. Op dat moment is er al snel een druk van pak en beet twee- tot driehonderd gram, ruim voldoende om te haken, mits uiteraard een juiste combinatie aas en haak. Overigens denk ik wel eens dat de geringe vertraging van een combinatie progressieve buiging/nylon-rek (i.t.t. strakke hengel/dyneema) de kans op inhaken juist verbetert, maar dat is weer een ander verhaal.


in de lak
Voor zo'n type hengel, die lange lichte spinhengel met de concessie dat deze iets zachter aanvoelt dan men gewend is, zijn beslist passende omstandigheden. Die situaties waar bijvoorbeeld tweehandig werpen gewenst is om licht kunstaas ver te kunnen werpen. Of daar waar het handig is om kleine spinnertjes en slanke lepeltjes te kunnen controleren op afstand (hoog kunnen binnen vissen bij het waden). En waar het simpelweg geweldig drillen is met een lange lichte hengel op soms grote en sterke vis. Zulke omstandigheden, een overeenkomstige visserij plus bijpassende hengels bestaan vanzelfsprekend al. Jaren geleden kwam ik in Denemarken in aanraking met de (ultra)lichte spinvisserij op zeeforel. Lange hengels (vaak zelfbouw), in lengtes van rond de negen of tien ft., met een vermogen zo tussen de 3 en 7 gram en in combinatie met dun nylon of dyneema en kleine spinnertjes en slanke lepeltjes. Een prachtige visserij op zich, maar ook een alternatief wanneer de forel er wel is maar net buiten het bereik van de vliegenhengel blijft. Voor deze visserij maakte ik een aantal jaren geleden zelf een spinhengel in de lengte van 2.70 meter en qua vermogen vergelijkbaar met een vijf-grammer. Een fijne hengel voor het wadend vissen in Denemarken, maar natuurlijk ook geschikt voor Nederlandse omstandigheden, zoals die keer dat ik met deze hengel de fint wel wist te bereiken waar ik met de vliegenhengel in mijn werptechniek te kort kwam.


ideaal terrein: wadend vissen met (ultra)lichte lange spinhengel,
onder deze (te) zonnige omstandigheden in het vroege najaar
 kan men echter beter de schemering even afwachten

en mocht je dan plaatsnemen onder aan het klif, 
in afwachting van de schemer,
kijk voor de zekerheid dan eerst even omhoog....

Tot slot

Lange hengels, korte hengels. Zachte en harde hengels, trage en snelle actie. Het bestaat allemaal. Van die telescoop hengel met de ingeschoven top tot en met mijn eigen lange (zachtere) vijf-grammer, en alles er tussen in. De één nog beter dan de ander. Maar de beste hengel bestaat niet, daar geloof ik niet. Hoewel er nog al wat mensen, bedrijven etc. zijn die anders beweren...Het best passend misschien, in ieder geval past de ene hengel mij beter dan de andere. Gelukkig maar. Anders was er geen verschil geweest, en niks om mij over te verwonderen. Dat zou saai worden. Wat betreft het contrast tussen mij en de oude visser aan het begin van dit verhaal, die tegenstelling bleek toch niet zo onoverbrugbaar te zijn. Slechts het materiaal verschilde, maar we spraken letterlijk en figuurlijk dezelfde taal. Rest nog die vraag uit die discussie die deze hele gedachtegang bij mij aan zwengelde: of men (ik) niet hopeloos zou achterlopen wanneer er niet voor nieuwe en moderne en zogenaamde betere materialen wordt gekozen. Ik zal die vraag niet beantwoorden en er geen oordeel over vellen. Ik vind het niet zo van belang om te weten welke hengel of welk materiaal er dit jaar weer in de mode is. Maar ik denk dat je wel lef moet hebben om in deze tijd vast te houden aan de eigen visie, om eigen keuzes te maken, en om trouw te blijven aan wat goed is. Uiteindelijk bepaalt de psychologie van de visser zijn materiaal(keuze), en niet andersom. Toch?

vrijdag 11 mei 2012

Opsteker

De opsteker is iets bijzonders. Is een opsteker voor veel mensen allereerst een gelukje of een meevaller, en voor sommigen misschien een stuk werktuig, voor menig visser roept het woord opsteker iets anders op. Hij of zij zal stellig denken aan de naam van de eigen hengelsportvereniging, of aan de redactionele openingen van het blad “Vissport”. Of misschien gaan de gedachten uit naar die ene, unieke registratie van de aanbeet met de klinkende naam opsteker...lees verder 
(toegevoegd aan pagina's, eerder op Flitsend Nylon)

dinsdag 8 mei 2012

'Jeets'

Engeland is een land van tradities. Diepgewortelde tradities. Zo ook in de hengelsport. Sommige van die gebruiken zijn, in mijn ogen, op z'n minst opvallend te noemen. Bijvoorbeeld de eigenaardige splitsing tussen game en coarse, of de strikte vergunning voorwaarden voor bepaalde vliegvis wateren (upstream dry fly only....) enz. enz. Zulke zaken kunnen bij mij de wenkbrauwen nog wel eens doen fronsen. Maar ja, ik ben dan ook geen Engelsman en begrijp dat ik als buitenstaander natuurlijk nooit de aard van deze gewoontes volledig kan bevatten. 

Maar diezelfde traditie maakt ook dat de hengelsport sterk verankerd is in de Engelse cultuur. Er is een lange geschiedenis van ontwikkeling in verschillende technieken en visserijen, er zijn sterke lobby's, en natuurlijk (last but not least) worden er prachtige (traditionele) materialen gemaakt voor de hengelsport. Buitengewoon fraai cane, uitzonderlijk sierlijke floats etc. etc. Nu heb ik daar zelf niet zoveel mee met dat materiaal. Het is immers ook niet mijn traditie. Hoe mooi ook, een centrepin kan bij mij nooit ter vervanging dienen van de molen onder de penhengel. En een tenchlifter zal altijd een dobber blijven waarvan het rode puntje niet verschilt van eenzelfde rode puntje van een goed afgestelde Albatros pen. 

Hoe het komt weet ik niet, maar soms lijkt alles op het gebied van de hengelsport dat afkomstig is van de Britse eilanden zaligmakend. Men hoeft slechts nog te volgen en de verlossing is nabij...Zelf ben ik daarvoor ook niet ongevoelig. Zo heb ik me echt laten meeslepen voor de tv (met de VHS in de aanslag) toen 'Passion for Angling' voor het eerst vertoond werd op de BBC. Daar ontrolde zich voor mijn ogen een geweldig vis avontuur, en werd in woord en beeld duidelijk gemaakt wat ikzelf altijd al wel gevoeld had maar niet onder woorden had kunnen brengen, namelijk die passie voor het vissen. En dat wilde ik uiteraard ook gaan beleven. De wax jas had ik al, er kwam een slap hoedje bij en een lange zachte vliegenhengel bouwde ik om tot ultralicht penhengeltje. En zo toog ik zo diep mogelijk de wildernis in om met een pennetje en wat wormen als aas de baars en voorn uit hoekjes en gaten te peuteren. Maar die wildernis bleek vaak toch niet zo ongerept te zijn, en het veenwater vlak onder de met riet begroeide oevers meestal niet dieper dan een cm of dertig of veertig. Een oeverzone waar zich slechts mini baarsjes en voorntjes ophielden. En hoewel best leuk, toch bekroop mij langzamerhand een gevoel van teleurstelling. De hooggespannen verwachtingen werden duidelijk niet waargemaakt. De dikke baarzen onder een diep doorbuigend hengeltje bleven uit. En er landde al zeker geen ijsvogeltje op het fragiele penhengeltje (zelf gemaakt,waar ik best trots op was) dat tussen het riet doorprikte. 

Achteraf denk ik dat ik vergat om mij heen te kijken en zo het spoor bijna bijster raakte. Ik had mij verkeken. Had me blind gestaard op het uiterlijk vertoon van Engelse traditie en van de vangst van zeer fraaie vissen. Vangsten die professioneel in beeld waren gebracht tegen een achtergrond van een betoverend decor in de vorm van het magische, mistige Engelse landschap...Nu, inmiddels weer met beide benen stevig in de Friese klei geaard, is er nog steeds wel dat dubbele gevoel. Nog altijd kan ik me laten meeslepen door diezelfde klassieker, maar ik weet ook dat ik me niet in zo'n pakje moet hijsen, me niet moet laten verleiden door centrepin en tenchlifter, of moet (willen) gaan vissen in Redmire. Ik zou me bekocht voelen, ik zou weer teleurgesteld raken.

Chapman bag van de lage landen,
tophengels van Nederlandse bodem (rapier)
 en een snoek (tijdelijk) op de Friese  grond

Klakkeloos overnemen van zulks (Engels) uiterlijk vertoon reduceert het mooie voorkomen natuurlijk snel tot schone schijn. Keaping up appearances, zouden de Engelsen zelf zeggen. Of, in de woorden van Hyacinth, 'Drive slowly past number 21, I want her to see my new hat.' Je zou je zomaar kunnen verkijken, het spoor kunnen kwijtraken. Het pad kunnen missen naar dat watertje in de buurt waar de passie voor het vissen verscholen ligt. Wachtend. In anticipation...

Beleving om de hoek, midden in het land, water in alle richtingen

p.s.
Passion for Angling is en blijft uiteraard een klassieker van een kaliber dat eigenlijk alleen maar in Engeland geproduceerd kan worden. De Engelsen weten als geen ander die passie voor, in dit kader, de hengelsport uit te dragen. Ook in de literatuur krijgt de beleving gestalte in prachtige bewoordingen. En misschien is het die beleving die juist zo aansprekend is, want die overstijgt de landsgrenzen. Een schrijver van naam is natuurlijk Chris Yates. Enige tijd geleden werd ik via Caught by the River geattendeerd op het verschijnen van diens nieuwe boek 'Nightwalk'. Op de dag van uitgifte lag het al bij mij in de bus. Ik noem het hier omdat ik het een aanrader vind voor de liefhebber van zijn stijl. Het is een boekje over die magische wereld van de nachtelijke uren rond midzomer, over bijzondere ontmoetingen in de natuur, en over persoonlijke ervaringen en bespiegelingen. Mooi geschreven, meeslepend en herkenbaar, alsof je er zelf bij bent. Maar let op, verwacht geen hengelsport in dit boek, je zou je bekocht voelen

" This evening, the ponds and lakes will be jumping,
but I will be elsewhere. "
(When time slows down - Nightwalk)