zondag 20 januari 2013

In het spoor verscholen (deel 2)


Speuren. Zoeken met de hengel in de hand. Struinen. Dat is vissen. De voorbereiding, stekken verkennen, de waarschijnlijke standplaats van een snoek herkennen, een belletjes spoor van een zeelt of die ene bewegende stengel, die de aanwezigheid van karper verraadt, aan de rand van een brede rietkraag onderscheiden. Of het kenmerkende patroon van minieme kringen, dat zo karakteristiek is voor een school azende windes, in het oppervlak ontwaren. Tekenen van herkenning, maar tegelijkertijd ook aanwijzingen naar het onbekende en onverwachte. Zoals bij dat ene hoekje, bij die duiker, waar ik bij toeval op stuit. Ik voel dat er een snoek ligt, ik denk het stellig te weten...De trefzekere worp brengt de spinner precies waar ik hem hebben wil, en juist nu belandt het spinner-blad met die eigenaardige 'plop' exact plat op het wateroppervlak. De ordening is volmaakt. Het patroon klopt. Het typische geluid van de spinner plat op het water echoot na in mijn gedachten. Een resonantie die iets wakker schudt en los maakt in mijn herinnering. De aanbeet kan niet uitblijven...en laat mij dan toch nog onvoorbereid, wanneer ik, opgeschrikt door de plotse kolk, vanuit een reflex aansla. Ik weet dat ik niet hoef aan te slaan. Negen van de tien keer haakt de snoek zich immers zelf op de combinatie van een excellente haak en de subtiel toenemende weerstand van de progressieve buiging van een echte werphengel. Ja ik weet dat ik niet hoef aan te slaan, hooguit wat extra tegendruk door de hengel licht te heffen is voldoende, en toch doe ik het soms. Ik vergeet het niet aan slaan in de spanning, en mis de aanbeet. Niks mis mee, want dat is vissen. Eigenlijk is zo'n gemiste aanbeet ook geen gemiste kans of iets dergelijks, maar veelmeer een geslaagde poging tot...tot iets dat ik niet zo goed kan omschrijven. En hoewel de dril van een mooie vis enerverend is, en een fraaie vis in het landingsnet genoegen schept, toch is die vangst maar een klein onderdeel van het grotere geheel dat vissen heet. Anders had het wel vis vangen, of simpelweg vangen geheten. Dat maakt die geslaagde poging misschien tot een klein detail in een succesvol streven naar wat ze in Engeland zo mooi just being there noemen.

Ik vind dat wel een mooie overpeinzing: just being there. Ik heb ook al eens gezegd dat vissen een soort gemoedstoestand is, en dat uiteindelijk die hengel niet eens meer nodig zou moeten zijn om in die stemming te geraken. Dat is misschien wat overdreven. Hoewel, ooit is het vissen bij mij begonnen – zo heb ik mij laten vertellen – met niet meer dan een rietstengel waar een stuk ruw touw aan bevestigd was. En dat was toen, daar in dat bootje, voldoende.

Voorlopig is de hengel zeker niet nodig. Ik wil niet eens vissen. Het ijs lonkt. Afgelopen vrijdag was ik in de gelegenheid om te gaan schaatsen in een prachtig natuurgebied. Ik ken deze plek redelijk goed van voorgaande schaatstochten en ook heb ik er wel gevist. Het gebied is echter te voet beperkt toegankelijk. Pas vanaf de schaats gaat er in dit oord een verborgen wereld open. In alle vroegte was ik er. Er stond slechts één auto op de parkeerplek. Later zou het wel wat drukker worden, maar in dit doolhof van vele tientallen grotere en kleinere petgaten kun je op een doordeweekse dag nog je eigen weg kiezen en er het idee hebben dat je er vrijwel alleen rondzwerft. Het is ruig terrein met een afwisseling tussen open en beschutte plekken. De afbrokkelende legakkers en de daarop grillig gevormde bomen, waarvan de silhouetten spookachtig afsteken tegen het grijzige omfloerste licht van deze ochtend, wekken de indruk van een vergeten stukje oer natuur. Hier is alles mogelijk. Hier kun je alles verwachten. Je zou er nog kunnen verdwalen...


achteruit...

diep

open

oer...

keerpunt

Kilometers ijs ligt er om te verkennen. Heen en weer zoek ik mij een weg over de petgaten die goeddeels onderling verbonden zijn door smalle doorgangen in de legakkers. Het dunne laagje sneeuw van nauwelijks meer dan een millimeter dikte vormt geen enkele belemmering voor de ijzers. Op de meer open stukken, die bloot gesteld zijn aan de opstekende oostenwind, is het ijs al schoon gewaaid. 

schoon

Het laagje sneeuw dat één of twee dagen eerder viel, is wel net voldoende om te kunnen zien dat mij op het merendeel van de petgaten nog geen mens was voorgegaan. Wel zijn er hier en daar sporen te zien die de verschillende diersoorten hebben achtergelaten. Behalve hun sporen laten enkele soorten zich ook zelf zien of horen. Wintergasten zoals kramsvogels en koperwieken houden zich in kleine groepjes op in het struikgewas. Ze zullen alert moeten zijn op de aanwezigheid van de havik die even verder op de vleugels gaat als ik haar te dicht nader. In het forse postuur van nog een roofvogel denk ik een ruigpootbuizerd te herkennen. Maar omdat ik geen goed zicht krijg op de kleurstelling van de staart van dit beest blijft een definitief onderscheid van de kleinere gewone buizerd uit. Ook de reeën zijn aanwezig. Enkele dieren worden door mij verrast en zijn verschrikt, net als ik zelf, wanneer ze ineens tevoorschijn komen uit hun schuilplaats op één van de legakkers.

de reeën komen slecht beslagen ten ijs...

Wat later op de ochtend, ergens midden in de ongerepte omgeving, tref ik dwars over het ijs in de dunne sneeuwlaag sporen aan die ik niet direct kan thuisbrengen. Er zitten hier ook vossen, en vanuit de omringende landerijen zullen ook hazen komen. Maar deze sporen zijn anders. Ergens begint bij mij een vermoeden op te borrelen. Er wordt iets losgemaakt, zoals bij die luide plop waarmee het spinner-blad in dat ene mooie hoekje plat op het water kletste...Zou dit het dan echt zijn? Is dit waar ik stiekem op had gehoopt, waarnaar ik op zoek was? Het patroon klopte; sporen over het ijs langs de kanten van de legakkers, een licht slingerende gang, struinend, zo nu en dan tot in de oever (snuffelend, wroetend). Dan weer verder over de legakker, door naar de ijsvloer van het volgende petgat waar zich het patroon herhaalt. Ik volg de sporen steeds verder, zoek de openingen in de stripen tussen de petgaten om verder te kunnen schaatsten en pik het spoor aan de andere kant weer op. En ik ontdek steeds meer. Zo leidt het spoor naar een prent in het ijs. Het is de afdruk van een vis die hier in het oppervlak dreef toen de vorst zijn intrede deed. In het ijs zijn de vorm en de stand en structuur van de vinnen van een snoekje duidelijk te zien. Van de vis zelf rest echter weinig of niets meer. Enkel het verstilde beeld in deze bevroren wereld, als een tijdelijk fossiel, vertelt hier het verhaal.

gestold

uiteen

bijeen

Ondanks dat de sneeuw niet dik dik genoeg ligt voor duidelijke prenten om de vijf tenen te kunnen herkennen, wordt mijn vermoeden steeds sterker. Het zijn de sporen van meerdere vrij forse dieren, met een flinke dikke staart (die regelmatig over het ijs sleept), die hier en daar glijdend, slingerend, de kanten afstruinen en waarschijnlijk ook nog tijd hadden om met elkaar te spelen. Met de wetenschap dat de otter zich goed handhaaft in Friesland (hoewel het verkeer helaas zijn tol eist) en er steeds verder richting noord/noord-oosten meldingen (onlangs de Grote Wielen)gedaan en bevestigd worden van ottersporen of van waarnemingen van het dier zelf, denk ik dat ik 'beet' heb. Voor de zekerheid heb ik fotomateriaal plus omschrijving naar Auke Kuiper ( de RietNymf ) gezonden. Auke, iemand met ervaring en kennis van de flora en fauna in dit soort gebieden, achtte het zeer waarschijnlijk dat het hier inderdaad gaat om het spoor van twee otters.




De glijsporen zijn zichtbaar,
kleine hoopjes sneeuw voor zich uitgeduwd,
blijkbaar was hier de tijd en de plek
 om even over elkaar heen te buitelen...


woensdag 16 januari 2013

IJs


Veel van de wateren waar ik vis of gevist heb ken ik vrij goed. Sommigen misschien wel door en door. Het vissen brengt natuurlijk kennis en ervaring met die wateren. Maar meer nog dan het vissen zelf hebben de vele schaats tochten mij letterlijk wegwijs gemaakt in de contreien waar die stekken zich bevinden. Vanaf de schaats zijn vele kilometers binnen bereik, tot in de kleinste hoekjes en gaten van prachtige plekken zoals Looden Hel en Zwarte Broek in het Bûtenfjild, of de Grote Wielen. Mooie natuurgebieden, normaal niet of slecht toegankelijk, of enkel per bootje. Maar zodra er ijs ligt vervagen de grenzen, worden de regels versoepeld. Te voet of per schaats zijn via allerlei sloten en vaartjes plekken bereikbaar die doorgaans verborgen blijven te midden van moerassige rietlanden of achter verbodsbordjes....




Zodra het gaat vriezen gaat het dan ook flink kriebelen. Ik wil er dan op uit. Nog niet alles, maar wel veel moet dan wijken. Ik zoek graag die verborgen plekken op. Op zoek naar sporen en bijzondere vogelsoorten. Of simpelweg op zoek naar dat heimelijke oord zelf. En natuurlijk kilometers maken op de schaats. Het liefst dáar waar mij die dag nog geen andere schaatser voorging. Soms alleen, maar ook met de kinderen. En, gelukkig, soms wordt de trein op het ijs nog aangevuld door een derde en oudste generatie...

IJs is beleving. IJs is uniek, elke keer weer anders, maar toch herkenbaar en vertrouwd in zijn verschijningsvorm; zwart ijs, kwalsters, kistwerken, sneeuwijs, roffeliis (waarme fuotten-iis)...Schaatsen is een ervaring. Ook elke keer weer een bijzondere ervaring, maar eveneens bekend en warm ingekleurd vanuit het perspectief van vele voorgaande tochten. En een bron van inspiratie...zoals naar aanleiding van de vorige winter:

Winter 2011/2012

Het leven is af en toe net een ingewikkeld raderwerk. Een aaneenschakeling van gebeurtenissen die elkaar aangrijpen en weer loslaten. Een samenhang van ervaringen die, als de wijzers van een klok, aangedreven door de tandwielen in het uurwerk, de kleine en grootse momenten in het leven markeert.

Het leven als een uurwerk. De uren, dagen en seizoenen worden weggetikt, en geboortes en levens voltrekken zich. Maar ik kan niet zien hoe laat het is. De tijd lijkt soms te vervliegen, loopt op me vooruit, of misschien ben ikzelf soms te snel.

In gedachten zie ik grote wielen draaien – traag - die kleine wielen in beweging brengen. En kleine snel draaiende wielen, die op hun beurt nog weer kleinere, of misschien wel grotere raderen in gang zetten. Eenmaal op de loop is niet meer altijd duidelijk wat er verderop gaat gebeuren, en terugkijkend is het begin vaak niet meer zichtbaar. Alles draait gewoon. En ook al gaat er in de overbrenging energie verloren en knarst het zand soms in de tanden van de wielen, toch blijft de boel wel ronddraaien. Met wat onderhoud loopt alles gesmeerd en worden lichte haperingen overwonnen en, zo denk ik, ergens in de verte zal iets of iemand het uurwerk vast weer aan slingeren en zo de voortgang een zetje meegeven.

Ik beweeg mee. Terwijl het grote geheel meestal aan het zicht onttrokken blijft en de bedoeling mij ontgaat. En dat is misschien ook wel goed zo. Waarschijnlijk hoort het gewoon zo. Maar toch, ik wil ook wel graag alles weten. Weten wat er gaande is, wat mij beweegt. Af en toe, bij tijd en wijle, denk ik dat ik het door heb. Dan wijzen die wijzers van die klok ook daadwerkelijk ergens naar. Voor een moment is de samenhang zichtbaar en de verwantschap voelbaar.

Een gevoel dat mij toevallig overkomt, of zelfs overspoelt. Een bepaald voorval,een speciale plaats of een combinatie daarvan maakt dat ik pas op de plaats moet maken. Ik denk dat stilstaan nodig is om te kunnen zien. Om de beweging door te krijgen en te doorgronden hoe alles in elkaar grijpt.

Eén van die speciale plekken is het gebied van de Grote Wielen geworden. Het zal wel met de naam van dit gebied te maken hebben dat hier zoveel rond draait en samenkomt. Eigenlijk is het smalle stukje groen tussen water en snelweg maar een onooglijk strookje natuur waar ik niet zoveel te zoeken heb. Maar voor het water zelf, of zoals nu het ijs, is het daar een startpunt voor avontuur en lange omzwervingen. En deze winter zie ik dan onze jongste als laatste van de drie voor het eerst ook zijn rondjes rijden op de grote plas, alsof het niets is....Ik zie ik mezelf, zo'n vijfendertig jaar geleden denk ik, dezelfde rondjes draaien. Acht of negen jaar oud, denk ik...helemaal vanuit Dokkum naar de Wielen geschaatst met mijn vader en broer. De cirkel is rond, het grote wiel dat vijfendertig jaar draaide heeft zijn ronde volbracht. En ik sta even stil aan het eind dat tegelijkertijd een begin is. Ik voel me verbonden, de tijd speelt geen rol meer, en ik ben kind en vader tegelijk.

Winter 2012/2013

En vandaag, 16 januari 2013, is het alweer zover. Nerveus als ik was, en vol van  gespannen verwachting, stond ik bij zonsopkomst al op het ijs en werden de eerste streken geschaatst. Vanochtend vroeg de vlakte verkend, de eerste slootjes, vaartjes en oude eendenkooi opnieuw ontdekt. Diep de polder in. Daarna snel naar huis, de jongens opgehaald zodra ze uit school waren, snel terug en opnieuw, maar nu gedrieën, de ijzers ondergebonden....











16 januari 2013



donderdag 8 november 2012

Beter dan de kermis


“Wat is de vakantie toch snel voorbij, kon ik maar terug in de tijd...”, zo verzuchtte mijn oudste zoon. Een week eerder strekte de herfstvakantie zich nog eindeloos voor hem uit, als een zee van tijd waarop hij zich helemaal vrij kon laten wegdrijven. Op weg naar onbekende bestemmingen en ongekende mogelijkheden. Zoveel mogelijkheden dat hij, zoals zo vaak aan het begin van een vakantie, niet eens wist wat hij zou gaan doen. “Gaan we naar de ijshal..zullen we gaan zwemmen...mogen we naar de kermis....?” Ja de kermis was er ook nog en oefende met zijn schelle geluiden, schitterende kleuren en de verlokkingen van te winnen prijzen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op jongens van 8 en 11 jaar oud. IJshal en zwembad vond ik prima, maar de kermis heb ik weten af te houden. Het vooruitzicht op een snel lichter wordende beurs maakte dat ik niet zoveel zin had. Bovendien denk ik dat de kermis nooit echt helemaal tevreden stemt. Elke attractie is immers leuk, maar de bevrediging is vaak maar kortstondig. En misschien is elke volgende attractie nog leuker, nog meer flitsend, nog nieuwer, mooier, beter... Eentje overslaan, waar een verantwoordelijke en financieel bewuste vader natuurlijk voor zorgt, is dan al snel teleurstellend. En dan heb ik nog niet eens de grijpers genoemd, verslaving bevorderende apparaten die pas echt leuk worden als je er ook iets uithaalt. Dat betekent dus geluk hebben of doorgaan en euro's blijven aanleveren...Volgend voorjaar maar weer eens...

Terug in de tijd. Of zoals de jongste het verwoordde: “ik zou alles willen stilzetten, behalve mijzelf, mijn vriendje en mijn broer, dan zouden we kunnen blijven doorrennen...” Ik zie het zo voor me. Hij zelf dus ook. Aan voorstellingsvermogen geen gebrek. Ik hoor het ze zo roepen, in navolging van Phineas Flynn: “Ik weet wat we gaan doen vandaag, laten we een tijdmachine gaan bouwen!”.

Het kost me ook weinig moeite om mijzelf te verplaatsen in de gemoedstoestand die onze jongens zo aan het eind van de vakantie parten speelde. Ik herken hun verlangen. Ook ik zou de tijd soms willen terugdraaien. Waarschijnlijk om te kunnen ontsnappen aan al die kleine en grotere dagelijkse beslommeringen. Terug naar toen. Het wanneer waarin de tijd inderdaad niet aanwezig leek. Naar een stemming van zorgeloze overgave. Overgave aan het lome gevoel van verveling en niks moeten. In vervoering van gespannen verwachting voor wat nog komen gaat. Berustend in de kalmerende zekerheid van het harmonieuze ritme waarin dagen, maanden en seizoenen zich aandienen en voorbij glijden. Een stroom van tijd. Indrukwekkend als de eb en vloed. Alle ruimte om niks meer te hoeven dan wat een jongen het liefste doet: zoeken, struinen en jagen langs de vloedlijn van die zee van tijd.


Maar de realiteit diende zich alweer aan met de garantie van school voor de jongens de volgende dag en voor mij zelf het werk. Terug in de tijd was vooralsnog niet mogelijk, behalve dan natuurlijk in jongensdromen en in de avonturen van Phineas & Ferb. Meer dan de klok een uur terugzetten zat er niet in aan het eind van herfstvakantie. Maar dat ene uur extra, dat is al een mooi uur. Een uur meer voor de kinderen om buiten te rennen, om zich lekker te kunnen vervelen, om zich het hoofd te breken over hoe het nu eigenlijk precies zit met zomer- en wintertijd, of (in het geval van onze dochter) om het huiswerk te maken...

Of natuurlijk meer ruimte om zelf even te ontsnappen. En wat is er dan beter om te gaan vissen... Op momenten die zich plots aanbieden, zo voor het grijpen. Een onverwachte mogelijkheid om vrij te komen van het drukke bestaan. Meestal zijn dit de beste visdagen, zomaar los van alles.

Wat nu het gevoel is dat een visdag tot een goede of 'de beste' visdag maakt, laat zich moeilijk beschrijven. Misschien is dit hele blog wel een poging daartoe. In ieder geval laat de waarde van die visdag zich niet in aantallen gevangen vis uitdrukken. Daar ben ik al wel achter. Slechte visdagen zijn er eigenlijk ook niet. Slechte dagen wel, maar af en toe kan zelfs vissen dat niet verhelpen...Soms is een gestolen ogenblik voldoende, even alleen weg van alles. De aanwezigheid van mijn vriend en vaste vismaat volstaat sowieso al. Treffend vond ik wat ik onlangs las op de site van de Wolf. Herkenbaar omdat ikzelf er gaandeweg ook achter ben gekomen dat de beste visdagen sporadische gelegenheden zijn. Kansen die zich zo nu en dan voordoen. Goede visdagen zijn die dagen die het verschil maken. De tegenstelling tussen moeten en kunnen, tussen vast en los. Het onderscheid tussen realiteit en die jongensdroom. Juist die verantwoordelijkheid voor de dagelijkse zorgen en bezigheden maken de uitbraak mogelijk. Zonder de toewijding geen vrijheid. Beiden zijn een kostbaar goed, maar de betekenis van een visdag is slechts betrekkelijk. Uiteindelijk zal de waarde van een goede visdag verborgen liggen in de zeldzaamheid.

berusting en uitrusting
In de voorbije herfstvakantie deden zich twee van die kansen voor. Letterlijk en figuurlijk buitenkansen, want de jongens en ik gingen vissen. Twee dagen erop uit. Twee zeer verschillende dagen. Bracht aan het begin van de week de zomer nog een laatste afscheidsgroet met een warme dag, de tweede dag aan het eind van de week leek, met de vorst 's ochtends in de lucht, de winter zich aan te kondigen. Dag één was het water vol leven nadat de ochtendmist eenmaal was opgetrokken. Jagende baarzen doorkliefden het oppervlak, voorns maakten kringen en snoeken sloegen spetterend en luidruchtig ontzagwekkende kolken in het water. Dag twee was het andere uiterste. Het water was stil, roerloos en koud als de lucht om ons heen. De frisse nachten van de afgelopen dagen hadden hun weerslag gehad op de watertemperatuur en navenant op de activiteit van de vis. Deze dag zou het zoeken worden naar de baarzen en snoeken.


Plaats van handeling was een recreatieplas in de buurt. Een mooi en gevarieerd water, bekend om het goede bestand aan karper, maar zeker ook prima voor snoek en baars. De afwisselde oevers maken het mogelijk om allerlei verschillende stekken aan te doen. Soms wat minder goed toegankelijk, dan weer open en zonder obstakels. Mooi voor mijn oudste zoon, om lekker te kunnen werpen en ervaring op te doen. Naast en deels in verbinding met de grote plas zijn nog allerlei interessante poeltjes en sloten. Een uitdaging voor de kunstaasvisser om hier tussen, langs en onder de talrijke overhangende takken en struiken de werpkunst te beoefenen. Iets lastiger voor mijn zoon, hoewel hij het werpen al behoorlijk onder de knie krijgt. In twee dagen versierde hij slechts éénmaal een boom met een spinner. De jongste vist nog niet met de werphengel. Hij ging mee omdat hij het leuk vindt om mee te gaan en vermaakte zich opperbest met struinen door bosjes en langs de oevers. Verder rende hij heen en weer tussen mij en zijn broer om de baarzen weer terug te zetten in het water. Ondertussen was er ook genoeg te zien en werd de jacht op vis even gestaakt om te speuren naar het ijsvogeltje waarvan we een glimp opvingen, werd het onderscheid tussen fuut en aalscholver (“wat is die vogel waarvan de snavel zo lang is als mijn middelvinger?”) duidelijk, en bleek de 'buizerd' die de jongste op de thermiek zag cirkelen een ooievaar.

In opgerolde hemdsmouwen....zelfs nog eind Oktober!
Zeker de eerste dag werd er ook goed gevangen. Baarzen en een paar snoeken. Ik heb ervan genoten om met de jongens op stap te zijn, om hun onbevangen kijk op de wereld te ervaren. En het gaf voldoening om te zien hoe mijn oudste zoon vist. Ik wist al dat hij er plezier in heeft. Ik herken in hem een echte visser. Een genieter, die zelfs wanneer hij niks vangt een mooie dag buiten heeft. En hij heeft oog voor die speciale stekken, de hoekjes en gaten. Hij voelt aan waar hij zijn moet, en laat zich niet afschrikken door die overhangende takken en verborgen boomstronken. In mijn ogen is hij een kenner in wording.

Een ding ontbrak nog. Hij had nog nooit een snoek gevangen. Ook niet op dag één in deze herfstvakantie. Niet dat hij het zo erg vond, maar ik had mezelf dat een beetje ten doel gesteld. Snoek spreekt immers tot de verbeelding, zeker bij de jonge jongens. Ik weet nog goed hoe blij ik zelf was met mijn eerste snoek, herinner mij nog de hengel, type spinner en precies de plek waar die memorabele vangst plaatsvond. Ik gunde hem een soortelijke ervaring. Dag twee zou dat moeten waarmaken. En daar hoefde ikzelf uiteindelijk weinig voor te doen. Peuterend en met precisie werpend, plaatste hij keer op keer zijn spinner onder het bruggetje waar hij ook al de grootste baars onder vandaan had gehaald. “Ik heb beet” klonk het plots. Een flinke kolk in het water verraadde dat het hier om een grotere vis ging. Snoek! Rustig en beheerst drilde hij de vis onder de brugpijlers vandaan. Eenmaal beneden aangekomen op de oever naast het bruggetje bij mijn zoon, stond ik klaar om het snoekje te gaan scheppen. Maar toen begon de molenslip te lopen en even later liet de snoek zich voor het eerst echt zien. Zelfs ik schrok ervan...dit was niet het snoekje dat ik verwachtte, dit was...dit was een monster...Na een aantal minuten en geholpen door wat aanwijzingen wist mijn zoon de snoek richting kant te dirigeren zodat ik met enige moeite (het net was wat aan de kleine kant) deze grote vis kon scheppen. Een echt grote, zij het nog wat magere, snoek lag op de kant. De grote vis, die op de kant nog niet geheel moegestreden bleek, moet een wat boosaardige aanblik hebben gegeven want de jongens hielden een respectvolle afstand, verbaasd als zij waren door de zeer grote ogen en uiteraard onder de indruk van de grote kop en rijen met tanden.


Ik zou pagina's kunnen vullen om te proberen de sfeer te schilderen met woorden en het gevoel van dit moment in beelden te vangen. Maar ik zou vast nog tekort schieten. Makkelijker en treffender is om het samen te vatten met de woorden van de visser die deze snoek op de kant kreeg: “pa, dit is nog beter dan de kermis”.

En zelf had ik weer een paar dagen kunnen vissen. Vrij en ongedwongen. Was weer even op die plek waar de tijd vervaagt. Met de knieën in de zompige ondergrond om de gevangen snoek te onthaken. De broek net zo smerig als die van de jongens. Een tijdlang los van alles, maar des te meer in verbinding.


woensdag 27 juni 2012

Deze wilde ik graag delen...

Wordt het tijd voor een grote, drijvende streamer, zwart van boven en grijs van onder.....?