Speuren. Zoeken met de hengel in de
hand. Struinen. Dat is vissen. De voorbereiding, stekken verkennen,
de waarschijnlijke standplaats van een snoek herkennen, een belletjes
spoor van een zeelt of die ene bewegende stengel, die de aanwezigheid
van karper verraadt, aan de rand van een brede rietkraag
onderscheiden. Of het kenmerkende patroon van minieme kringen, dat zo
karakteristiek is voor een school azende windes, in het oppervlak
ontwaren. Tekenen van herkenning, maar tegelijkertijd ook
aanwijzingen naar het onbekende en onverwachte. Zoals bij dat ene
hoekje, bij die duiker, waar ik bij toeval op stuit. Ik voel dat er
een snoek ligt, ik denk het stellig te weten...De trefzekere worp
brengt de spinner precies waar ik hem hebben wil, en juist nu belandt
het spinner-blad met die eigenaardige 'plop' exact plat op het
wateroppervlak. De ordening is volmaakt. Het patroon klopt. Het
typische geluid van de spinner plat op het water echoot na in mijn
gedachten. Een resonantie die iets wakker schudt en los maakt in mijn
herinnering. De aanbeet kan niet uitblijven...en laat mij dan toch
nog onvoorbereid, wanneer ik, opgeschrikt door de plotse kolk, vanuit
een reflex aansla. Ik weet dat ik niet hoef aan te slaan. Negen van
de tien keer haakt de snoek zich immers zelf op de combinatie van een
excellente haak en de subtiel toenemende weerstand van de
progressieve buiging van een echte werphengel. Ja ik weet dat ik niet
hoef aan te slaan, hooguit wat extra tegendruk door de hengel licht
te heffen is voldoende, en toch doe ik het soms. Ik vergeet het niet
aan slaan in de spanning, en mis de aanbeet. Niks mis mee,
want dat is vissen. Eigenlijk is zo'n gemiste aanbeet ook geen
gemiste kans of iets dergelijks, maar veelmeer een geslaagde poging
tot...tot iets dat ik niet zo goed kan omschrijven. En hoewel de dril
van een mooie vis enerverend is, en een fraaie vis in het landingsnet
genoegen schept, toch is die vangst maar een klein onderdeel van het
grotere geheel dat vissen heet. Anders had het wel vis vangen, of
simpelweg vangen geheten. Dat maakt die geslaagde poging misschien
tot een klein detail in een succesvol streven naar wat ze in Engeland
zo mooi just being there noemen.
Ik vind dat wel een mooie overpeinzing:
just being there. Ik heb ook al eens gezegd dat vissen een soort
gemoedstoestand is, en dat uiteindelijk die hengel niet eens meer
nodig zou moeten zijn om in die stemming te geraken. Dat is misschien
wat overdreven. Hoewel, ooit is het vissen bij mij begonnen – zo
heb ik mij laten vertellen – met niet meer dan een rietstengel waar
een stuk ruw touw aan bevestigd was. En dat was toen, daar in dat
bootje, voldoende.
Voorlopig is de hengel zeker niet
nodig. Ik wil niet eens vissen. Het ijs lonkt. Afgelopen vrijdag was
ik in de gelegenheid om te gaan schaatsen in een prachtig
natuurgebied. Ik ken deze plek redelijk goed van voorgaande
schaatstochten en ook heb ik er wel gevist. Het gebied is echter te
voet beperkt toegankelijk. Pas vanaf de schaats gaat er in dit oord
een verborgen wereld open. In alle vroegte was ik er. Er stond
slechts één auto op de parkeerplek. Later zou het wel wat drukker
worden, maar in dit doolhof van vele tientallen grotere en kleinere
petgaten kun je op een doordeweekse dag nog je eigen weg kiezen en er het idee hebben dat je er vrijwel alleen rondzwerft. Het is ruig
terrein met een afwisseling tussen open en beschutte plekken. De
afbrokkelende legakkers en de daarop grillig gevormde bomen, waarvan
de silhouetten spookachtig afsteken tegen het grijzige omfloerste
licht van deze ochtend, wekken de indruk van een vergeten stukje oer
natuur. Hier is alles mogelijk. Hier kun je alles verwachten. Je zou
er nog kunnen verdwalen...
 |
achteruit... |
 |
diep |
 |
open |
 |
oer... |
 |
keerpunt |
Kilometers ijs ligt er om te verkennen.
Heen en weer zoek ik mij een weg over de petgaten die goeddeels
onderling verbonden zijn door smalle doorgangen in de legakkers. Het
dunne laagje sneeuw van nauwelijks meer dan een millimeter dikte
vormt geen enkele belemmering voor de ijzers. Op de meer open
stukken, die bloot gesteld zijn aan de opstekende oostenwind, is het
ijs al schoon gewaaid.
 |
schoon |
Het laagje sneeuw dat één of twee dagen
eerder viel, is wel net voldoende om te kunnen zien dat mij op het
merendeel van de petgaten nog geen mens was voorgegaan. Wel zijn
er hier en daar sporen te zien die de verschillende diersoorten
hebben achtergelaten. Behalve hun sporen laten enkele soorten zich
ook zelf zien of horen. Wintergasten zoals kramsvogels en
koperwieken houden zich in kleine groepjes op in het struikgewas. Ze
zullen alert moeten zijn op de aanwezigheid van de havik die even
verder op de vleugels gaat als ik haar te dicht nader. In het forse
postuur van nog een roofvogel denk ik een ruigpootbuizerd te
herkennen. Maar omdat ik geen goed zicht krijg op de kleurstelling
van de staart van dit beest blijft een definitief onderscheid van de
kleinere gewone buizerd uit. Ook de reeën zijn aanwezig. Enkele
dieren worden door mij verrast en zijn verschrikt, net als ik zelf,
wanneer ze ineens tevoorschijn komen uit hun schuilplaats op één
van de legakkers.
 |
de reeën komen slecht beslagen ten ijs... |
Wat later op de ochtend, ergens midden
in de ongerepte omgeving, tref ik dwars over het ijs in de dunne
sneeuwlaag sporen aan die ik niet direct kan thuisbrengen. Er zitten
hier ook vossen, en vanuit de omringende landerijen zullen ook hazen
komen. Maar deze sporen zijn anders. Ergens begint bij mij een
vermoeden op te borrelen. Er wordt iets losgemaakt, zoals bij die
luide plop waarmee het spinner-blad in dat ene mooie hoekje plat op
het water kletste...Zou dit het dan echt zijn? Is dit waar ik stiekem
op had gehoopt, waarnaar ik op zoek was? Het patroon klopte; sporen
over het ijs langs de kanten van de legakkers, een licht slingerende
gang, struinend, zo nu en dan tot in de oever (snuffelend, wroetend).
Dan weer verder over de legakker, door naar de ijsvloer van het
volgende petgat waar zich het patroon herhaalt. Ik volg de sporen
steeds verder, zoek de openingen in de stripen tussen de petgaten om
verder te kunnen schaatsten en pik het spoor aan de andere kant weer
op. En ik ontdek steeds meer. Zo leidt het spoor naar een prent in
het ijs. Het is de afdruk van een vis die hier in het oppervlak dreef
toen de vorst zijn intrede deed. In het ijs zijn de vorm en de stand
en structuur van de vinnen van een snoekje duidelijk te zien. Van de
vis zelf rest echter weinig of niets meer. Enkel het verstilde beeld
in deze bevroren wereld, als een tijdelijk fossiel, vertelt hier het
verhaal.
 |
gestold |
 |
uiteen |
 |
bijeen |
Ondanks dat de sneeuw niet dik dik
genoeg ligt voor duidelijke prenten om de vijf tenen te kunnen
herkennen, wordt mijn vermoeden steeds sterker. Het zijn de sporen
van meerdere vrij forse dieren, met een flinke dikke staart (die
regelmatig over het ijs sleept), die hier en daar glijdend,
slingerend, de kanten afstruinen en waarschijnlijk ook nog tijd
hadden om met elkaar te spelen. Met de wetenschap dat de otter zich
goed handhaaft in Friesland (hoewel het verkeer helaas zijn tol eist)
en er steeds verder richting noord/noord-oosten meldingen (onlangs de
Grote Wielen)gedaan en bevestigd worden van ottersporen of van
waarnemingen van het dier zelf, denk ik dat ik 'beet' heb. Voor de
zekerheid heb ik fotomateriaal plus omschrijving naar Auke Kuiper ( de RietNymf ) gezonden. Auke, iemand met ervaring en kennis van de
flora en fauna in dit soort gebieden, achtte het zeer waarschijnlijk
dat het hier inderdaad gaat om het spoor van twee otters.



 |
De glijsporen zijn zichtbaar, kleine hoopjes sneeuw voor zich uitgeduwd, blijkbaar was hier de tijd en de plek om even over elkaar heen te buitelen... |
2 opmerkingen:
Hoi Alex
Heerlijk geschreven weer als je hier oog voor hebt, zo kunnen wij zomer,s zo genieten van de natuur en haar bewoners, als wij voor anker met de boot, tegen een mooie rietkraag met de natuur s,morgens wakker mogen worden,en dan alles langzaam tot leven zien en horen komen.
Mvg Andre
Hoi Alex,
Geweldig, wat een goed verhaal en wat een mooie foto"s!jou draadje,
Vissen is meer dan vangen,die sfeer hoe jij als visser "erin staat" spreekt mij wel aan en ik zal dat het komende jaar meer laten meewegen.
Groeten Hans
Een reactie posten