“Wat is de vakantie toch snel
voorbij, kon ik maar terug in de tijd...”, zo verzuchtte mijn
oudste zoon. Een week eerder strekte de herfstvakantie zich nog
eindeloos voor hem uit, als een zee van tijd waarop hij zich helemaal
vrij kon laten wegdrijven. Op weg naar onbekende bestemmingen en
ongekende mogelijkheden. Zoveel mogelijkheden dat hij, zoals zo vaak
aan het begin van een vakantie, niet eens wist wat hij zou gaan doen.
“Gaan we naar de ijshal..zullen we gaan zwemmen...mogen we naar de
kermis....?” Ja de kermis was er ook nog en oefende met zijn
schelle geluiden, schitterende kleuren en de verlokkingen van te
winnen prijzen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op jongens
van 8 en 11 jaar oud. IJshal en zwembad vond ik prima, maar de kermis
heb ik weten af te houden. Het vooruitzicht op een snel lichter
wordende beurs maakte dat ik niet zoveel zin had. Bovendien denk ik
dat de kermis nooit echt helemaal tevreden stemt. Elke attractie is
immers leuk, maar de bevrediging is vaak maar kortstondig. En
misschien is elke volgende attractie nog leuker, nog meer flitsend,
nog nieuwer, mooier, beter... Eentje overslaan, waar een
verantwoordelijke en financieel bewuste vader natuurlijk voor zorgt,
is dan al snel teleurstellend. En dan heb ik nog niet eens de
grijpers genoemd, verslaving bevorderende apparaten die pas echt leuk
worden als je er ook iets uithaalt. Dat betekent dus geluk hebben of
doorgaan en euro's blijven aanleveren...Volgend voorjaar maar weer
eens...
Terug in de tijd. Of zoals de jongste
het verwoordde: “ik zou alles willen stilzetten, behalve mijzelf,
mijn vriendje en mijn broer, dan zouden we kunnen blijven doorrennen...”
Ik zie het zo voor me. Hij zelf dus ook. Aan voorstellingsvermogen
geen gebrek. Ik hoor het ze zo roepen, in navolging van Phineas
Flynn: “Ik weet wat we gaan doen vandaag, laten we een
tijdmachine gaan bouwen!”.
Het kost me ook weinig moeite om
mijzelf te verplaatsen in de gemoedstoestand die onze jongens zo aan
het eind van de vakantie parten speelde. Ik herken hun verlangen. Ook
ik zou de tijd soms willen terugdraaien. Waarschijnlijk om te kunnen
ontsnappen aan al die kleine en grotere dagelijkse beslommeringen.
Terug naar toen. Het wanneer waarin de tijd inderdaad niet aanwezig
leek. Naar een stemming van zorgeloze overgave. Overgave aan het lome
gevoel van verveling en niks moeten. In vervoering van gespannen
verwachting voor wat nog komen gaat. Berustend in de kalmerende
zekerheid van het harmonieuze ritme waarin dagen, maanden en
seizoenen zich aandienen en voorbij glijden. Een stroom van tijd.
Indrukwekkend als de eb en vloed. Alle ruimte om niks meer te hoeven
dan wat een jongen het liefste doet: zoeken, struinen en jagen langs
de vloedlijn van die zee van tijd.

Maar de realiteit diende zich alweer
aan met de garantie van school voor de jongens de volgende dag en
voor mij zelf het werk. Terug in de tijd was vooralsnog niet
mogelijk, behalve dan natuurlijk in jongensdromen en in de avonturen
van Phineas & Ferb. Meer dan de klok een uur terugzetten zat er
niet in aan het eind van herfstvakantie. Maar dat ene uur extra, dat
is al een mooi uur. Een uur meer voor de kinderen om buiten te
rennen, om zich lekker te kunnen vervelen, om zich het hoofd te
breken over hoe het nu eigenlijk precies zit met zomer- en
wintertijd, of (in het geval van onze dochter) om het huiswerk te
maken...
Of natuurlijk meer ruimte om zelf even
te ontsnappen. En wat is er dan beter om te gaan vissen... Op
momenten die zich plots aanbieden, zo voor het grijpen. Een
onverwachte mogelijkheid om vrij te komen van het drukke bestaan.
Meestal zijn dit de beste visdagen, zomaar los van alles.
Wat nu het
gevoel is dat een visdag tot een goede of
'de beste' visdag
maakt, laat zich moeilijk beschrijven. Misschien is dit hele blog wel
een poging daartoe. In ieder geval laat de waarde van die visdag zich
niet in aantallen gevangen vis uitdrukken. Daar ben ik al wel achter.
Slechte visdagen zijn er eigenlijk ook niet. Slechte dagen wel, maar
af en toe kan zelfs vissen dat niet verhelpen...Soms is een gestolen
ogenblik voldoende, even alleen weg van alles. De aanwezigheid van
mijn vriend en vaste vismaat volstaat sowieso al. Treffend vond ik
wat ik onlangs las op de site van
de Wolf. Herkenbaar omdat ikzelf er gaandeweg ook achter ben gekomen dat de
beste visdagen sporadische gelegenheden zijn. Kansen die zich zo nu
en dan voordoen. Goede visdagen zijn die dagen die het verschil
maken. De tegenstelling tussen moeten en kunnen, tussen vast en los.
Het onderscheid tussen realiteit en die jongensdroom. Juist die
verantwoordelijkheid voor de dagelijkse zorgen en bezigheden maken de
uitbraak mogelijk. Zonder de toewijding geen vrijheid. Beiden zijn
een kostbaar goed, maar de betekenis van een visdag is slechts
betrekkelijk. Uiteindelijk zal de waarde van een
goede visdag
verborgen liggen in de zeldzaamheid.
 |
berusting en uitrusting |
In de voorbije
herfstvakantie deden zich twee van die kansen voor. Letterlijk en
figuurlijk buitenkansen, want de jongens en ik gingen vissen. Twee
dagen erop uit. Twee zeer verschillende dagen. Bracht aan het begin
van de week de zomer nog een laatste afscheidsgroet met een warme
dag, de tweede dag aan het eind van de week leek, met de vorst 's
ochtends in de lucht, de winter zich aan te kondigen. Dag één was
het water vol leven nadat de ochtendmist eenmaal was opgetrokken.
Jagende baarzen doorkliefden het oppervlak, voorns maakten kringen en
snoeken sloegen spetterend en luidruchtig ontzagwekkende kolken in
het water. Dag twee was het andere uiterste. Het water was stil,
roerloos en koud als de lucht om ons heen. De frisse nachten van de
afgelopen dagen hadden hun weerslag gehad op de watertemperatuur en
navenant op de activiteit van de vis. Deze dag zou het zoeken worden
naar de baarzen en snoeken.

Plaats van
handeling was een recreatieplas in de buurt. Een mooi en gevarieerd
water, bekend om het goede bestand aan karper, maar zeker ook prima
voor snoek en baars. De afwisselde oevers maken het mogelijk om
allerlei verschillende stekken aan te doen. Soms wat minder goed
toegankelijk, dan weer open en zonder obstakels. Mooi voor mijn
oudste zoon, om lekker te kunnen werpen en ervaring op te doen. Naast
en deels in verbinding met de grote plas zijn nog allerlei
interessante poeltjes en sloten. Een uitdaging voor de kunstaasvisser
om hier tussen, langs en onder de talrijke overhangende takken en
struiken de werpkunst te beoefenen. Iets lastiger voor mijn zoon,
hoewel hij het werpen al behoorlijk onder de knie krijgt. In twee
dagen versierde hij slechts éénmaal een boom met een spinner. De
jongste vist nog niet met de werphengel. Hij ging mee omdat hij het
leuk vindt om mee te gaan en vermaakte zich opperbest met struinen
door bosjes en langs de oevers. Verder rende hij heen en weer tussen
mij en zijn broer om de baarzen weer terug te zetten in het water.
Ondertussen was er ook genoeg te zien en werd de jacht op vis even
gestaakt om te speuren naar het ijsvogeltje waarvan we een glimp
opvingen, werd het onderscheid tussen fuut en aalscholver (“wat is
die vogel waarvan de snavel zo lang is als mijn middelvinger?”)
duidelijk, en bleek de 'buizerd' die de jongste op de thermiek zag
cirkelen een ooievaar.
 |
In opgerolde hemdsmouwen....zelfs nog eind Oktober! |
Zeker de eerste dag
werd er ook goed gevangen. Baarzen en een paar snoeken. Ik heb ervan
genoten om met de jongens op stap te zijn, om hun onbevangen kijk op
de wereld te ervaren. En het gaf voldoening om te zien hoe mijn
oudste zoon vist. Ik wist al dat hij er plezier in heeft. Ik herken
in hem een echte visser. Een genieter, die zelfs wanneer hij niks
vangt een mooie dag buiten heeft. En hij heeft oog voor die speciale
stekken, de hoekjes en gaten. Hij voelt aan waar hij zijn moet, en
laat zich niet afschrikken door die overhangende takken en verborgen
boomstronken. In mijn ogen is hij een kenner in wording.
Een
ding ontbrak nog. Hij had nog nooit een snoek gevangen. Ook niet op
dag één in deze herfstvakantie. Niet dat hij het zo erg vond, maar
ik had mezelf dat een beetje ten doel gesteld. Snoek spreekt immers
tot de verbeelding, zeker bij de jonge jongens. Ik weet nog goed hoe
blij ik zelf was met mijn eerste snoek, herinner mij nog de hengel,
type spinner en precies de plek waar die memorabele vangst
plaatsvond. Ik gunde hem een soortelijke ervaring. Dag twee zou dat
moeten waarmaken. En daar hoefde ikzelf uiteindelijk weinig voor te
doen. Peuterend en met precisie werpend, plaatste hij keer op keer
zijn spinner onder het bruggetje waar hij ook al de grootste baars
onder vandaan had gehaald. “Ik heb beet” klonk het plots. Een
flinke kolk in het water verraadde dat het hier om een grotere vis
ging. Snoek! Rustig en beheerst drilde hij de vis onder de
brugpijlers vandaan. Eenmaal beneden aangekomen op de oever naast het
bruggetje bij mijn zoon, stond ik klaar om het snoekje te gaan
scheppen. Maar toen begon de molenslip te lopen en even later liet de
snoek zich voor het eerst echt zien. Zelfs ik schrok ervan...dit was
niet het snoekje dat ik verwachtte, dit was...dit was een
monster...Na een aantal minuten en geholpen door wat aanwijzingen
wist mijn zoon de snoek richting kant te dirigeren zodat ik met enige
moeite (het net was wat aan de kleine kant) deze grote vis kon
scheppen. Een echt grote, zij het nog wat magere, snoek lag op de
kant. De grote vis, die op de kant nog niet geheel moegestreden
bleek, moet een wat boosaardige aanblik hebben gegeven want de
jongens hielden een respectvolle afstand, verbaasd als zij waren door de zeer
grote ogen en uiteraard onder de indruk van de grote kop en rijen met
tanden.

Ik zou
pagina's kunnen vullen om te proberen de sfeer te schilderen met
woorden en het gevoel van dit moment in beelden te vangen. Maar ik
zou vast nog tekort schieten. Makkelijker en treffender is om het
samen te vatten met de woorden van de visser die deze snoek op de
kant kreeg: “pa, dit is nog beter dan de kermis”.
En
zelf had ik weer een paar dagen kunnen vissen. Vrij en ongedwongen.
Was weer even op die plek waar de tijd vervaagt. Met de knieën in de
zompige ondergrond om de gevangen snoek te onthaken. De broek net zo
smerig als die van de jongens. Een tijdlang los van alles, maar des
te meer in verbinding.